Armoede in Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij

 

7. Wat moet er veranderen?

Het lijkt zo logisch om te zeggen: we moeten het armoedeprobleem gewoon oplossen.

Het rapport “Kansrijk Armoedebeleid” van het CPB en het SCP (2020) laat echter zien, dat dit op korte of middellange termijn vrijwel onmogelijk is. Alle onderzochte beleidsalternatieven leveren óf (heel) weinig op, óf veroorzaken allerlei ongewenste neveneffecten, zoals verstoring van de arbeidsmarkt, of sterk oplopende kosten.  

Zoals we gezien hebben benadert de overheid de mensen in de bijstand als een probleem. In de Participatiewet behandelt men het als een arbeidsmarktprobleem: dit blijkt uit de grote nadruk die daarin gelegd wordt op het begeleiden naar werk. Ondertussen blijkt uit de uitvoering van het beleid vooral dat men het benadert als een budgettair probleem, dat met budgettaire middelen bestreden moet worden.

Er is maar één zaak waar alle beleidsmakers het over eens lijken te zijn, nl. dat het een probleem is, en dat het dus opgelost moet worden.

Misschien zouden we daar eens van af moeten stappen. 

Dat nu zoveel mensen langdurig in de bijstand leven heeft vooral te maken met een aantal maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste decennia. De belangrijkste zijn de volgende:

  • Veranderingen in de economie, waardoor een groot aantal, vooral oudere arbeidskrachten nu met de verkeerde kennis en ervaring zit:

    • verschuivingen van maakindustrie naar diensten, en van bestaande diensten naar nieuwe diensten;

    • automatisering van administratieve werkzaamheden;

    • en een toenemend belang van automatisering en elektronica op de werkvloer, ook in sectoren waar dit voorheen niet speelde.

  • Echtscheidingen van gezinnen met jonge kinderen, waarbij de verzorgende ouder als vanzelf in een armoedefuik loopt.

  • En een toeloop van migranten voor wie niet tijdig een plaats in de maatschappij gevonden kon worden.

Vervolgens heeft de overheid zelf nog een grote groep aan de bijstandspopulatie toegevoegd, puur als bezuinigingsmaatregel, nl. de groep die behoefte heeft aan beschermde werkplekken (voorheen Sociale Werkvoorziening en Wajong).

Het “granieten bestand” in de bijstand is een duidelijk teken dat de maatschappij niet in staat is geweest al deze ontwikkelingen tijdig in goede banen te leiden. Het is niet rechtvaardig om de mensen in de bijstand daar nu voor op te laten draaien.

Het beleid is nu primair gericht op het creëren van uitstroom (naar betaald werk), en secundair op armoedebestrijding (voornl. via de bijzondere bijstand). Dit zou omgedraaid moeten worden.

Armoede moet niet meer beschouwd worden als een financieel-economisch probleem dat moet worden opgelost, maar als een maatschappelijk probleem waarvan de gevolgen moeten worden verzacht. Dit zou al bereikt kunnen worden door de budgetten iets te verruimen, en de verplichtingen iets te verlichten. Tegen heel beperkte extra kosten kunnen zo de levens van honderdduizenden draaglijker worden gemaakt. Dat is per saldo winst voor de maatschappij als geheel.

Het terugschroeven van de focus op activering en fraudebestrijding zou bovendien op gemeentelijk niveau de weg vrijmaken voor veel andere beleidsinspanningen, inspanningen die aanzienlijk kansrijker zouden kunnen zijn dan het trekken aan een dood paard, wat het huidige bijstandsbeleid toch voor een belangrijk deel is.

Er zal dan ongetwijfeld geroep komen dat we deze mensen “in de steek laten”, maar dat zouden we dan moeten duiden zoals het is: enerzijds camouflage voor rechts-repressief inspelen op maatschappelijke onderbuikgevoelens, anderzijds wegvluchten voor het besef dat we geen echte oplossing hebben voor deze problemen.

Concreet zouden de volgende maatregelen genomen moeten worden.

1.     De financiering van de algemene bijstandsuitkeringen weer rechtstreeks uit ’s Rijks kas laten komen. De huidige systematiek is onnodig ingewikkeld, en er wordt geen enkel zinnig doel mee bereikt.

2.     De algemene bijstandsnorm verhogen tot het niveau van het niet-veel-maar-toereikendbudget, zoals opgesteld door het SCP. Dit moet jaarlijks worden bijgesteld op basis van gegevens van het Nibud.

3.     De bezuinigingen op de budgetten voor ondersteuning terugdraaien, zowel voor de oude als de nieuwe doelgroepen. Bezuinigingen a priori zijn een gruwel.

4.     Het model van de strafmaatregelen in de Participatiewet vervangen door het model van het Boetebesluit. Wat streng genoeg is voor mensen in de WW, is ook streng genoeg voor mensen in de bijstand.

5.     De voedselbanken vervangen door een wekelijks tegoed voor gezond voedsel, te besteden bij supermarkten. Dit zou kunnen met een op naam gestelde Groene Kaart, vergelijkbaar met het systeem van de cadeaukaart die de nationale postcode loterij in samenwerking met Albert Hein en Unielever heeft uitgebracht

6.     Maatschappelijk relevante activiteiten toestaan, geen verplichte tegenprestatie meer eisen.

7.     Werkgevers die een loon betalen dat lager is dan de bijstandsnorm verplichten om op hun salarisafrekening een verwijzing naar de bijstand op te nemen. Dit zou bijv. met de volgende tekst kunnen: “Bij een laag gezinsinkomen heeft u mogelijk recht op een aanvulling op uw inkomen. Voor inlichtingen kunt u zich wenden tot uw gemeente.”


 
  Vorige

Inhoudsopgave


Download als PDF