Armoede in Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij


Samenvatting

Bijna 1 miljoen mensen leven in Nederland onder de armoedegrens. Dit aantal is al jaren tamelijk stabiel.

Wat doet armoede?
Armoede maakt onvrij, ongezond, en kansarm. Armoede werkt ongelijkwaardigheid in de hand, en ontneemt mensen het gevoel erbij te horen.

Armoede staat een normale deelname aan het maatschappelijk verkeer in de weg, het kan leiden tot uitsluiting, het kan een belemmering betekenen voor deelname aan het sociale, culturele en politieke leven.

Armoede vormt daarmee dus een rechtstreekse bedreiging voor de fundamentele rechten van de mens.

De overheid heeft een vangnet gecreëerd voor hen, die niet in staat zijn op eigen kracht voldoende inkomen te verwerven. Dit is de bijstand.

De bijstand is geregeld in de Participatiewet. Deze is gebaseerd op het gedachtegoed van de participatiemaatschappij, waarin de overheid van haar burgers verwacht dat ze in principe zichzelf kunnen redden, en dus maar heel beperkt ondersteuning nodig hebben. Wie hier niet voldoende aan heeft, wordt in de praktijk aan zijn lot overgelaten.

Tegelijkertijd speelt het politieke establishment, omwille van electoraal voordeel, in op maatschappelijke sentimenten over "uitkeringstrekkers". Dit vertaalt zich in maatregelen die erop gericht zijn om de bijstand zo onaantrekkelijk mogelijk te maken, waaronder de volgende:

  • Het niveau van de uitkering wordt zo laag mogelijk gehouden: onder de armoedegrens.

  • Voor iedere aanvulling hierop (via de bijzondere bijstand) moet een betrokkene iedere keer zichzelf melden, en de noodzaak aantonen met bewijsstukken.

  • Iedereen moet zich maximaal inspannen om werk te vinden: 3 uur reizen per dag, of zelfs verhuizen, mag geen bezwaar zijn.

  • Wie toch geen betaald werk kan vinden, zal onbetaald werk moeten doen.

  • Wie niet voldoende meewerkt, of wie een fout maakt, wordt zonder pardon gestraft met het volledig intrekken van de uitkering gedurende een periode van 1 tot 3 maanden.

  • De algehele benadering van de bijstandsgerechtigde is onaangenaam: wantrouwend en bevoogdend.

De druk die de overheid zo uitoefent op mensen met een bijstandsuitkering is primair bedoeld om misbruik van de wet te voorkomen, maar wordt zonder onderscheidt op iedereen toegepast.

Dit is misbruik maken van macht. De Nederlandse overheid schendt met dit beleid haar verplichting om de fundamentele rechten van de mens te beschermen en bevorderen.

We onderzoeken ook de impliciete uitgangspunten die de overheid heeft gehanteerd bij het vorm geven van de Participatiewet. Aan de hand van concrete beleidsvoorbeelden tonen we aan dat dit de volgende zijn:

  • Armoede moet bestreden worden omdat het ondersteunen van de armen de belastingbetaler geld kost. Armoede is daarmee een budgetprobleem, dat met budgettaire technieken moet worden aangepakt.

  • In dit land kan iedereen werk vinden, en hoeft dus niemand arm te zijn. De bijstand moet daarom onaantrekkelijk blijven: leven van een bijstandsuitkering mag niet lonen.

  • Bijstandsgerechtigden moeten worden geactiveerd, zodat ze voor zichzelf gaan zorgen. Daar hebben ze geen zin in, dus hier is een stevige hand voor nodig.

  • Fraudeurs moeten keihard worden aangepakt, met een beleid van nultolerantie. En dit mag alles kosten, zowel materieel (uitvoeringskosten) als immaterieel (het leed dat onschuldigen wordt aangedaan).

  • De gemeenten zijn te soft, of te laks, om het gewenste beleid uit zichzelf kordaat uit te voeren. Zij moeten daarom daartoe worden gedwongen.

  • Bijstand ontvangen betekent genadebrood eten – en dat moet de bijstandontvanger vooral niet vergeten.

We onderzoeken vervolgens wat de invloed van dit beleid is op mensen in de bijstand, en geven een aantal suggesties voor verbetering van dat beleid.

Vorige                                                                                            Volgende

Inhoudsopgave                                                               Download als PDF