Armoede in Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij

 

2. Wie zijn (in Nederland) arm?

Hoeveel mensen in Nederland arm zijn wordt vooral door het CBS onderzocht. Het CBS publiceert deze gegevens in persberichten, maar ook – in de vorm van tabellen – op haar website. Niet iedereen vindt cijfers, tabellen en grafieken even interessant, maar ze kunnen niet gemist worden voor het in kaart brengen van het probleem. Armoede is, in meerdere opzichten, een cijferkwestie. 

Om te bepalen wie onder de armoedegrens leven, kijkt het CBS naar het totale gezinsinkomen (in CBS-termen: het totale huishoudinkomen). Omdat de lage-inkomensgrens een netto bedrag is, kijkt men dus steeds naar het netto besteedbaar inkomen van een huishouden als geheel.

Van de huishoudens onder de armoedegrens worden een aantal kenmerken verzameld. Wij zullen er hier vier bekijken: [1]

  • waar het inkomen in deze huishoudens vandaan komt;

  • hoeveel personen in totaal deel uitmaken van deze huishoudens;

  • hoeveel van hen kinderen zijn;

  • en hoeveel huishoudens (en kinderen) al langer dan 4 jaar onder de armoedegrens leven.

(Het CBS gaat, bij het verzamelen en verwerken van cijfers, heel zorgvuldig te werk. Dit heeft wel als nadeel, dat deze cijfers vaak achter lopen. Op dit moment (begin 2022) zijn de laatst bekende cijfers die over 2020, maar deze zijn nog niet definitief.)

Soort inkomen
Per huishouden bepaalt het CBS uit welke bron het grootste deel van het inkomen afkomstig is: loon, winst uit onderneming, of een uitkering.

De verdeling is ruwweg als volgt:

  • Inkomen uit loon of winst uit onderneming: samen 30%.

  • Bijstandsuitkeringen: 40%.

  • Andere uitkeringen: 30%.

(Het netto minimumloon ligt weliswaar ruim boven de lage-inkomensgrens, maar niet iedereen heeft een voltijds baan. Wie alleen van een deeltijdbaan moet rondkomen kan dus onder de armoedegrens zitten.)

Bij huishoudens onder de lage inkomensgrens die (voornamelijk) zijn aangewezen op winst uit onderneming gaat het in veel gevallen om zzp’ers, maar er zijn in deze groep ook ondernemers uit bijv. de horeca en winkeliers.

Van de personen met een uitkering onder de lage-inkomensgrens hebben de meeste een bijstandsuitkering, maar ook andere  uitkeringen komen voor, zoals Wajong, IOAW, IOAZ, en onvolledige AOW uitkeringen.

 

Aantal huishoudens en personen onder de lage-inkomensgrens 

Jaar

Huishoudens
>= 1 jaar
x 1 000

Personen
>= 1 jaar
x 1 000

Kinderen
>= 1 jaar
x 1 000

Huishoudens
>= 4 jaar
x 1 000

Personen
>= 4 jaar
x 1 000

Kinderen
>= 4 jaar
x 1 000

2011

481,8

928,7

269,4

 

2012

562,3

1.075,0

306,3

 

2013

630,4

1.186,6

331,0

 

2014

607,9

1.142,8

320,8

185,1

355,1

111,8

2015

589,9

1.102,7

303,4

209,5

391,4

117,2

2016

572,2

1.041,3

278,1

220,6

398,8

114,6

2017

581,1

1.028,7

263,9

223,9

391,5

107,8

2018

580,7

1.028,9

258,0

230,1

391,3

102,0

2019

556,2

971,8

238,2

234,5

391,8

97,8

2020*

512,8

904,2

221,4

221,3

376,3

95,2

* 2020: voorlopige cijfers

 

 

 

Bron: CBS

 

 

 

In de laatste 3 jaar (2018-2020) leven er dus gemiddeld 550.000 huishoudens onder de armoedegrens. Dit zijn gemiddeld 968.000 personen, waarvan 239.000 kinderen.

Gemiddeld 229.000 huishoudens leven in deze periode al langer dan 4 jaar onder deze grens. Dit gaat om 387.000 personen, waarvan 98.000 kinderen.

Een leven onder de armoedegrens is op zich al erg genoeg. Leven van een bijstandsuitkering is erger, door alle extra regels en verplichtingen die de Participatiewet aan haar “klanten” oplegt – waarover later meer. Onderstaande tabel zoomt in op deze laatste categorie.

 

Jaar

>= 1 jaar
Totaal
x 1 000

>= 1 jaar
Bijstand
x 1 000

>= 4 jaar
Totaal
x 1 000

>= 4 jaar
Bijstand
x 1 000

2011

928,7

317,4

2012

1.075,0

356,5

2013

1.186,6

398,0

2014

1.142,8

406,3

355,1

187,1

2015

1.102,7

416,5

391,4

204,3

2016

1.041,3

433,2

398,8

212,4

2017

1.028,7

438,9

391,5

208,9

2018

1.028,9

427,9

391,3

206,5

2019

971,8

395,1

391,8

205,8

2020*

904,2

375,7

376,3

210,8

* 2020: voorlopige cijfers

Bron: CBS

Deze cijfers laten zich beter interpreteren in een grafiek:

          Personen met een inkomen beneden de armoedegrens 

Deze grafiek laat het volgende zien:

  • De lijn met de meeste fluctuatie is de lijn van het totaal aantal personen dat al langer dan 1 jaar onder de armoedegrens leeft. De fluctuatie correspondeert met veranderingen in de conjunctuur. De stijging van 2011 naar 2013 is te wijten aan de na-ijlende effecten van de crisis van 2008. Daarna daalt dit aantal. Het CPB verwacht dat er de komende jaren weer een stijging zal optreden. [2]

  • Het totaal aantal personen dat langer dan 1 jaar in huishoudens met een bijstanduitkering leeft, fluctueert veel minder. Dit betekent dat het conjunctuureffect vooral invloed heeft op de andere inkomensvormen, zoals loon, WW-uitkeringen en winst uit onderneming.

  • Het aantal personen dat langer dan 4 jaar onder de armoedegrens leeft fluctueert nauwelijks.

  • Van de personen die al langer dan 4 jaar onder de armoedegrens leven, is het aandeel bijstand hoog, en vrijwel constant (iets meer dan 50%).

De effecten van de coronapandemie zijn in de cijfers van 2020 nog niet zichtbaar. Dit komt door de steunmaatregelen. Bedrijven – ook bedrijven die niet levensvatbaar meer waren – werden hierdoor kunstmatig overeind gehouden. Het CPB verwacht dat de negatieve gevolgen van de pandemie nog moeten komen.

Het CBS drukt deze aantallen vaak uit in percentages van de totale bevolking. Omdat de bevolking groeit, wordt het zelfde aantal mensen langzaam een kleiner percentage van de bevolking. Maar dat is natuurlijk geen goed nieuws. Integendeel: het betekent dat de grotendeels gelijkblijvende groep armen steeds meer niet-armen om zich heen krijgen, wat hun isolement alleen maar versterkt.



[2] Zie het rapport “Kansrijk armoedebeleid” van het CPB en SCP (2020):

https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2020/06/18/kansrijk-armoedebeleid


 
  Vorige

Inhoudsopgave
Volgende

Download als PDF