Armoede in Nederland: de barmhartigheid van de participatiemaatschappij

 

3. Wat betekent het om (in Nederland) arm te zijn?

In een maatschappij als de onze, waarin bijna alles draait om geld, is een bestaan zonder geld, of met maar heel weinig geld, geen menswaardig bestaan. Deze stellingname mag sommigen tegen de borst stuiten, maar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) erkent uitdrukkelijk het recht van een ieder op voldoende inkomen.

Het verband tussen inkomen en de mensenrechten wordt het duidelijkst verwoord in UVRM artikel 22:

Een ieder heeft als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid en heeft er aanspraak op, dat door middel van nationale inspanning en internationale samenwerking, en overeenkomstig de organisatie en de hulpbronnen van de betreffende Staat, de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden.

Hier worden de economische rechten van de mens – waaronder een voldoende inkomen: zie artikel 25 hierna – in een adem genoemd met de sociale en culturele rechten, als voorwaarden voor de menselijke waardigheid. Dit is een eerbiedwaardige erkenning van een simpele boerenwijsheid: de mens leeft niet van brood alleen, maar de rest kost ook geld.

Artikel 25, lid 1 maakt vervolgens duidelijk wat het belangrijkste economische recht van ieder mens is:

Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin (…).

Een inkomen dat voldoende is voor het behoud van gezondheid en welzijn, is een van de fundamentele rechten van de mens.

* * * * * * *

De mensenrechten steunen op drie pijlers: vrijheid, gelijkwaardigheid, en solidariteit [1] – en armoede tast alle drie aan.

 

Vrijheid
Een te laag inkomen dwingt iemand tot bepaald gedrag, en deze dwingelandij gaat ten koste van zijn vrijheid. Het dwingt tot voortdurende concentratie op de prijs van artikelen, wat een ernstige inperking van iemands levenssfeer vormt. Een eenzijdige focus op de prijs van artikelen kan ook rechtstreeks de gezondheid aantasten: in de supermarkt is goedkoop voedsel vaak ongezond voedsel. Een te laag inkomen elimineert ook keuzes: wie te weinig geld heeft hoeft niet te kiezen tussen een bloemetje op tafel of naar een sportschool gaan, want het kan geen van beide. Ook dat is een verlies van vrijheid. 

Gelijkwaardigheid
Kinderen die opgroeien in een gezin met een te laag inkomen hebben verminderde kansen op ontwikkeling, en daardoor later minder kansen op de arbeidsmarkt, wat uiteindelijk leidt tot een positie van economische en sociale ongelijkwaardigheid. 

Een te laag inkomen staat bijna iedere vorm van culturele activiteit in de weg: naar een museum of een uitvoering gaan, lid worden van een zangvereniging, naar toneel gaan of aan toneel doen: het kost allemaal geld.

Wie niet kan meedoen heeft minder sociale contacten. Voor wie arm is, ligt eenzaamheid op de loer.

Solidariteit
Wie dag in, dag uit gecofronteerd wordt met een enorme kloof tussen de beperkingen van eigen armoede en de vrijheden die anderen in hun weelde hebben, gaat daar onder lijden. In welke vorm dat zal zijn, hangt af van iemands temperament: misschien in de vorm van boosheid, afgunst, verdriet of cynisme.

Wie geen solidariteit ervaart, zal ook niet geneigd zijn solidariteit te betonen. Wie zich geïsoleerd voelt, buitengesloten en in de steek gelaten, verliest makkelijk het vertrouwen in de gemeenschap en de overheid, zal eerder geneigd zijn zich af te keren van de maatschappij, en zal mogelijk ook ontvankelijker worden voor complottheorieën.  

De rechtsstaat
Om de mensenrechten te kunnen waarborgen moet de overheid er voor zorgen dat haar burgers kunnen leven in een democratische rechtsstaat. De UVRM beschrijft in detail de eisen waaraan deze rechtsstaat moet voldoen – en al deze eisen kosten geld. De zwaarste financiële lasten hiervoor liggen bij de overheid, maar voor een goede werking van de democratie heeft de burger zelf ook wat geld nodig. Wie arm is, kan niet goed meedoen in het democratische proces. 

UVRM, artikel 20, lid 1 bepaalt: “Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.” Dat slaat o.a. op het recht om lid te zijn van politieke partijen en vakbonden. Maar dan moet je dus wel de contributie kunnen betalen. 

Artikel 21 garandeert “periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht”. Om daar op zinvolle wijze aan mee te kunnen doen zal de kiezer wel geïnformeerd moeten zijn. Dat vereist toegang tot deugdelijke informatie, dus méér dan alleen sociale media, en posters in verkiezingstijd. Deugdelijke informatie komt van traditionele media, en kost geld.

De rol van de overheid
Armoede maakt ook kwetsbaar. Geld is een handzame buffer tegen allerlei vormen van tegenslag. Voor wie geen reserves heeft wordt een financiële tegenvaller al snel een ramp. 

Financiële tegenvallers zijn er in veel soorten, en sommige worden door de overheid veroorzaakt. Zo is er al decennia lang een trend gaande om directe belastingen (loonbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting) te verlagen, en in plaats daarvan indirecte belastingen (BTW, accijnzen en energiebelasting) te verhogen. Deze laatste groep belastingen zijn voor de overheid aantrekkelijk, omdat ze makkelijker en goedkoper te innen zijn.

Verlaging van directe belastingen levert vooral voordelen op voor wie een hoog inkomen heeft. Wie een laag inkomen heeft betaalt sowieso weinig loon- of inkomstenbelasting, en heeft dus nauwelijks voordeel van een verlaging daarvan. Maar de verhoging van BTW of energiebelasting doet bij hen wel direct pijn. De overheid ontzorgt zichzelf dus, en de armen zijn de dupe.

Armoede en stress
Armoede leidt tot stress. Wie rond moet komen van een minimuminkomen is voortdurend bezig met geldzaken: kan ik dit wel betalen, waar kan ik dat goedkoper krijgen? 

Geen werk hebben kan makkelijk leiden een gevoel van nutteloosheid, van niet meer meetellen, er niet meer bijhoren. Niet meer zelf in je eigen onderhoud kunnen voorzien, en in plaats daarvan je hand moeten ophouden, is heel slecht voor het zelfrespect van mensen, en voor velen is het een zware last.

En dan zijn er nog de reacties van de omgeving. Er zijn heel wat mensen die menen dat “uitkeringstrekkers” het aan zichzelf te wijten hebben, dat het klaplopers zijn, profiteurs. Ook dat kan mensen kwellen, en tot stress leiden.

Langdurige stress ondermijnt de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Deels gaat dit heel direct (het gezonde voedsel in de supermarkt is te duur), deels indirect (tobben kan tot depressie leiden). Maar langdurige stress kan ook het “doenvermogen” van mensen aantasten: het vermogen om verstandige besluiten te nemen, met tegenslagen om te gaan, in actie te komen om het eigen lot te verbeteren, zich te verzetten tegen verleidingen, en vol te houden.

Dit betekent dat langdurige stress er voor kan zorgen dat mensen het opgeven: niet meer proberen gezond te leven, niet meer proberen om aan werk te komen, en zich maar laten drijven, van dag tot dag, van maand tot maand, van jaar tot jaar.

(Over het doenvermogen heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2017 een belangrijk rapport uitgebracht, getiteld “Weten is nog geen doen”. Later komen we hierop nog terug.)

Samenvattend: wat betekent het om (in Nederland) arm te zijn?
Armoede maakt onvrij, ongezond, kansarm, en ongelukkig. Armoede werkt ongelijkwaardigheid in de hand, en ontneemt mensen het gevoel erbij te horen. 

Armoede staat een normale deelname aan het maatschappelijk verkeer in de weg, het kan leiden tot uitsluiting, het kan een belemmering betekenen voor deelname aan het sociale, culturele en politieke leven.

Armoede vormt dus een rechtstreekse bedreiging voor de fundamentele rechten van de mens.


[1] Zie “De mensenrechten: rechten (en plichten) voor jou en voor mij” op

https://www.rechtenvandemens.info.


 
  Vorige

Inhoudsopgave
Volgende

Download als PDF